Hoe werkt de stelling van Pythagoras?

Pythagoras is een manier om een kant van een rechthoekige driehoek uit te kunnen rekenen. Pythagoras werkt alleen bij een rechthoekige driehoek.
Stel je hebt een rechthoekige driehoek waar je één kan niet weet (afbeelding 1). Dan kun je Pythagoras gebruiken:

Pythagoras is een manier om een kant van een rechthoekige driehoek uit te kunnen rekenen. Pythagoras werkt alleen bij een rechthoekige driehoek.
Stel je hebt een rechthoekige driehoek waar je één kan niet weet (afbeelding 1). Dan kun je Pythagoras gebruiken:

Bij deze rechthoekige driehoek wil je de langste kant uitrekenen. Je kunt zien dat het een rechthoekige driehoek is omdat het vierkantje aangeeft dat het een 90 graden hoek is. Bij Pythagoras werk je met wortels en vooral met kwadraten. Om de langste kant uit te rekenen doe je als volgt:

Je doet eerst alle bij de kanten in kwadraat 5 • 5 = 25//10 • 10 = 100

Dan heb je eigenlijk dit gedaan:

Door aan alle bij de kanten het in het kwadraat de doen krijg je vierkanten. Om de langste kant te weten moet je het bij elkaar op tellen

100 + 25 = 125,

En dan vervolgens de wortel nemen van het antwoord:

√125 = 11,

Dus: Eerst doe je allebei de kanten in kwadraat, dit tel je bij elkaar op en vervolgens neem je de wortel van het antwoord.
Bij Afbeelding 3 ben je de langste kant aan het uitrekenen. Met Pythagoras kun je elke kant uitrekenen, alleen hangt het er vanaf welke, want je doet het een beetje anders als je één van de korte uitrekent. Kijk naar Afbeelding 4:

Stel dat je de lange kant van de rechte driehoek wel weet alleen weet je één van de korte niet, dan kun je het als volgt uitrekenen:

Je doet eerst (zoals bij afbeelding 3) alle kanten in het kwadraat:

10 • 10 = 100 // 20 • 20 = 400,

Maar in plaats van bij elkaar op tellen, trek je het van elkaar af. De kortste kant doe je van de langste:

400 – 100 = 300

Je neemt vervolgens de wortel van het antwoord:

√300 = 17,3

Dus, als je de lange kant moet uitreken tel je de korte kanten bij elkaar op (zie afbeelding 1 & 3). En als je de korte kant moet uitrekenen trek je de korte bij de lange af (zie afbeelding 4 & 5). En bij allebei de antwoorden neem je de wortel ervan.